De Weide Blik verruimt het Denken

Gepubliceerd

in

door


We zitten op een klein terras aan de zuidkant van de boerderij, veehouder Pieter Wouda, Jan de Vries en ik. Het is half bewolkt maar licht schijnt vol over de strakke moestuin en op de met boterbloemen bespikkelde weilanden er achter met daarin ruim dertig Groningse blaarkoppen, waar ook kalveren bij lopen. Bij de sloot staan enkele fruitbomen en een eik. Naast de boerderij groeien volwassen essen. In de verte is de kerktoren van Den Horn te zien en daartussen liggen boerderijen van gangbare boeren. ‘Dat zijn productieboeren’, zegt Pieter. ‘Het gaat hun alleen om de opbrengst.’ ‘Maar toch verandert er iets’, herneemt hij. Een van hen heeft een deel van een weiland drassig gemaakt voor vogels. Deze plasdras ligt tegen het kruidenrijke perceel van Pieter aan dat zeer laag ligt, eigenlijk altijd wel nat is, en waar hij pas na half juni gaat maaien. Om zodoende alle broedende tureluurs, kieviten en grutto’s de kans te geven jongen te krijgen.

Pieters boerderij, de Weide Blik, ligt onder Aduard, vlak voor Zuidhorn aan de Friesestraatweg, op een kleine acht kilometer van de stad. Pieter, tanig, geblokt shirt, spijkerbroek en grijze lokken, nam in 1990 het bedrijf over van zijn ouders. Hij maakte er een biologisch boerderij van. Het is een hartelijke man  die blij verrast is dat we hem op zondagmiddag storen net toen hij van plan was om met een kop thee, koek en een goed boek op het erf te gaan zitten. Even later drinken we met hem mee en eten we van zijn eigen gemaakte trommelkoek, met stroop, terwijl boerenzwaluwen laag over het erf de schuren in en uit vliegen. Vier dagen in de week is de Weide Blik, al jaren, ook een zorgboerderij. Vandaar de timmerwerkplaats in de schuur, de tafel op het terras en de goed onderhouden moestuin waarvan de groente en het fruit vanaf de boerderij worden verkocht en soms aan winkels. Na vier dagen geloop over het erf is de rust in het tweede deel van week welkom, zegt Pieter.

De tafel is te hoog, moppert Pieter als we na een rondje door de weilanden weer terug zijn en op het terras zitten. Hij zit degelijk in elkaar, zegt Jan die die leraar houtbewerking is geweest. Het lichte gemopper past in de ontspannen sfeer.

We zijn via schrikdraden en hekken naar het lage gedeelte van zijn percelen gelopen. Ooit was dit een deel van het stroomdal van het Peizerdiep. Hier maait Pieter heel laat. De eerste en beste snee gras wordt normaal al eind april van het land gehaald. Het is ongelooflijk hoe kruidenrijk het weiland is. Jan demonstreert een app op zijn smartphone waardoor we direct weten dat dat het geel bloeiende bloemetje de Kleine klaver is. ‘Hé, zegt Pieter, dat wil ook’, en noteert de naam van de app. Wij kijken naar de vogels. Pieter met een van de verrekijkers van ons. ‘Er zijn zeker vijf paar tureluurs, zegt hij. Kijk, zegt hij, eentje zit op het hek.’ Maar ook kieviten vliegen rondjes om ons heen en verdedigen hun jongen. Er zitten grutto’s, allerlei eenden, maar geen wulpen. ‘Het gaat slecht met de wulp’,  zegt Jan. De vogelinventarisatie wordt gedaan door een medewerker van Collectief West, de agrarische natuurvereniging die met honderden boeren in het Westerkwartier contracten afsluit voor het vergroten van de natuurlijke variatie. Voor laat maaien, het nat houden van een stuk weiland, voor ieder nest met eieren etc. krijgt de boer een vergoeding om de bedrijfsschade te compenseren.  Hoewel de vergoedingen stapelbaar zijn, kunnen ze nooit meer zijn dan de opbrengst die een boer van een stuk land haalt bij normaal wei- en maaibeheer.

Het geroep van de weidevogels, alsof het nooit weg is geweest, is rustgevend. En verdringt de frustraties over het gebrek aan leven, de volslagen leegte, in de raaigrasweilanden van de plankgrasboeren. Pieter Wouda laat zien dat een paar ingrepen in het beheer voldoende zijn om meer ruimte te geven aan vogels en planten.